Verwarm de oven voor op 180 °C (hetelucht: 160 °C, gas: stand 4). Bedek drie grote bakplaten met bakpapier. Maak eerst het deeg. Klop de boter of margarine samen met de suiker in een mengkom tot een crèmige massa. Klop het ei eronder.  

Zeef de bloem, de cacao en de Backin in een aparte mengkom. Roer beetje bij beetje het bloemmengsel onder het botermengsel en meng goed. Voeg voldoende karnemelk toe zodat je een soepel en stevig deeg verkrijgt. Opmerking: het kan zijn dat je niet al de karnemelk (250 ml) nodig hebt.

Gebruik een ijsschep met een diameter van 5 cm en leg 6 bolletjes deeg op elke bakplaat. Laat er voldoende ruimte tussen. Bak 12 tot 14 minuten tot de bolletjes gerezen en goudbruin zijn en stevig aanvoelen. Laat de bolletjes 5 minuten afkoelen op de bakplaten voordat je ze op een rooster legt om volledig te laten afkoelen.

Voor de versiering bestrooi je het werkvlak lichtjes met poedersuiker en rol je de groene rolfondant uit. Gebruik een klein vormpje (of een scherp mes) en steek 32 hulstblaadjes uit. Zet ze aan de kant om uit te harden. Neem enkele kleine stukjes rode rolfondant en rol er kleine besjes van. Leg ze apart. Giet suikerglazuur over de bovenkant van de helft van de gebakjes en strijk glad met de achterkant van een mes. Versier met twee hulstblaadjes en de besjes.

Voor de vulling klop je de boter in een mengkom tot ze zacht is. Zeef er beetje bij beetje de poedersuiker en de cacao bij en roer goed zodat je een soepel en smeerbaar glazuur bekomt. Smeer met een mes een dikke laag op de platte kant van de andere helft van de gebakjes. Zodra het glazuur hard is, plaats je de bovenkanten op de gevulde gebakjes.

Voor een feestelijke toets voeg je voor het bakken 1/2 koffielepel kaneelpoeder, kruidenmengeling of fijn geraspte schil van een sinaasappel toe aan het deeg.